Engels : Nederlands word a = word b to bark = blaffen basket = mand to chase = achterna rennen energetic = actief / energiek to forget = vergeten gentle = zachtaardig lead = hondenriem to leave = weggaan / vertrekken to mind = oppassen notebook = notitieblokje notes = aantekeningen off = af / uit owner = eigenaar paw = poot pond = vijver snappy = bijtgraag stick = stok stray = zwerfhond tail = staart to watch out = uitkijken