Engels : Nederlands
word a = word b
to appear = verschijnen
to argue = stellen / aanvoeren
to avoid = vermijden
beforehand = vooraf / van tevoren
brave = dapper
breathtaking = adembenemend
clearly = duidelijk
conservation = natuurbescherming
destination = bestemming
to disturb = storen
habit = gewoonte
jellyfish = kwal
to offer = aanbieden
powerful = krachtig
recently = onlangs / kort geleden
to refuse = weigeren
to ruin = bederven / verpesten
scenery = natuurschoon / landschap
shark = haai
shore = kust