Engels : Nederlands word a = word b to approach = naderen brief = kort cast = bezetting (film) to depart = vertrekken desperate = ontzettend / vreselijk to exist = bestaan highlight = hoogtepunt to inform = informeren / meedelen joke = grap light bulb = gloeilamp located = gevestigd to measure = meten perhaps = misschien to remind = eraan herinneren sights = bezienswaardigheden sign = teken / symbool situated = gelegen to spot = zien / herkennen waste = verspilling wealthy = rijk