Engels : Nederlands against = tegen audience = publiek confused = verward to decide = besluiten to deserve = verdienen district = wijk dozen = dozijn game / match = wedstrijd to jump = springen to kick = schoppen large = groot to manage = erin slagen to miss = missen nearly = bijna pitch = sportterrein, veld to reach = bereiken spectacular = spectaculair twice = twee keer, dubbel when = toen