Engels : Nederlands accent = accent advice = advies catch (to) – caught – caught = verstaan – verstond – verstaan cherry tree = kersenboom elephant = olifant embarrassing = gênant, pijnlijk get it (to) – got it – got it = begrijpen – begreep – begrepen hide (to) – hid – hidden = verstoppen – verstopte – verstopt kid (to) = een grapje maken near = in de buurt van not … anymore = niet … meer repeat (to) = herhalen rude = onbeleefd, ongepast toenail = teennagel watch out (to) = uitkijken work (to) = slagen, lukken