Engels : Nederlands bank account = bankrekening broke = blut cashpoint card = bankpasje coin = munt enter (to) = deelnemen aan hide (to) - hid = verstoppen - verstopte(n) in a row = op een rij job = baantje luxury = luxe match (to) = bij elkaar passen pricey = prijzig purse = portemonnee rule = regel sort out (to) = sorteren symbol = symbool tear (to) - tore = scheuren - scheurde(n) treat (to) = trakteren unfair = oneerlijk wallet = portefeuille waste = verspillen withdraw (to) - withdrew = (geld) opnemen - nam(en) op