Engels : Nederlands able to (to be) = kunnen, in staat zijn attach (to) = vastmaken basically = eigenlijk certain = zeker challenge = uitdaging come up with (to) - came up with - come up with = bedenken - bedacht(en) - bedacht design = ontwerp entry = inzending genuine = echt inventor = uitvinder kind = soort likely = waarschijnlijk realistic = realistisch rebuild (to) - rebuilt - rebuilt = verbouwen - verbouwde(n) - verbouwd reckon (to) = aannemen sew (to) - sewed - sewn / sewed = naaien - naaide(n) - genaaid sewing machine = naaimachine move about (to) = veel bewegen wheel = wiel wide = wijd, breed