Engels : Nederlands afford (to) = zich veroorloven airplane = vliegtuig airsickness = luchtziekte broadcast = uitzending carrot = wortel century = eeuw collector = verzamelaar collection = verzameling dare (to) = aandurven encourage (to) = aanmoedigen peculiar = vreemd, bijzonder reminder = aandenken stamp = postzegel strange = vreemd throw away (to) - threw away = weggooien - gooide(n) weg tin = blik toothpaste = tandpasta tune in (to) = de radio / televisie aanzetten uneasy = onbehaaglijk unusual = buitengewoon wonder (to) = zich afvragen