Engels : Nederlands
(can’t) stand = kan het niet uitstaan
advertise (to) = adverteren
campaign = campagne
chase = achtervolging
commercial = reclame
contain (to) = bevatten
discussion = discussie
disgusting = afschuwelijk
dislike (to) = niet leuk vinden
every = elke, iedere
figure = getal, cijfer
fizzy = met prik
flashing = knipperend(e)
fridge = koelkast
full = vol
gross = heel vies
hardly ever = bijna nooit
influence (to) = beïnvloeden
persuade (to) = overhalen, overtuigen
soft drink = frisdrank
sweet = zoet
terrific = fantastisch
too = ook
worse = slechter