Engels : Nederlands cave = grot earth = aarde deep = diep depth = diepte due to = dankzij, door environment = omgeving explore (to) = verkennen fascinating = fascinerend inhospitable = onherbergzaam island = eiland isolated = geïsoleerd mountaineer = bergbeklimmer peak = top permanently = permanent, voorgoed quit (to) - quit - quit = ophouden - hield op - opgehouden rainforest = regenwoud reach (to) = bereiken remote = afgelegen set out (to) = beginnen simply = gewoon species = soort steep = steil technique = techniek thoroughly = grondig underground = ondergronds