Engels : Nederlands act upon (to) = zich laten leiden door, opvolgen admire (to) = bewonderen caring = zorgzaam, meelevend cautious = voorzichtig, op zijn hoede deceive (to) = bedriegen, misleiden dishonestly = op oneerlijke manier fake = nep flattered = gevleid get back at (someone) (to) = (iemand) terugpakken hit it off (to) = het (samen) goed kunnen vinden in public = in het openbaar instantly = onmiddelijk issue = probleem jump to conclusions (to) = overhaaste conclusies trekken level-headed = nuchter lie (to) = liegen mutual = gemeenschappelijk out of the blue = plotseling reluctant = onwillig, aarzelend rely on (to) = vertrouwen op, steunen op row = ruzie self-esteem = eigenwaarde stranger = onbekende, vreemde suspicious = wantrouwig, achterdochtig value (to) = waarderen