Engels : Nederlands adjust (to) = aanpassen aan adore (to) = gek zijn op amazed = verbaasd ancestor = voorouder apart = apart, gescheiden bizarre = bizar compare (to) = vergelijken critical = kritisch, belangrijk custom = gewoonte expand (to) = groeien, uitbreiden extended = uitgebreid fit in (to) = passen in, erbij horen fluent = vloeiend for good = voor altijd generation = generatie humid = vochtig lose touch (to) - lost touch - lost touch = vervreemden van opt to (to) = kiezen regard as (to) = beschouwen roots = wortels (cultuur) separate (to) = losmaken tend to (to) = neigen naar uncommon = ongewoon