Engels : Nederlands anticipation = verwachting anxiety / fear = angst bench = bank (in park e.d.) boredom = verveling bow (to) = buigen confidence = vertrouwen contemplate (to) = overdenken, beschouwen contrast = tegenstelling, contrast dismissive = afwijzend germ = ziektekiem, bacterie mixture = mengsel obnoxious = irritant odd = apart, raar rude = onbeleefd tight = nauw, krap