Engels : Nederlands alternatively = anders, als tweede mogelijkheid as a whole = als geheel at stake = op het spel burden = last, druk cater to (to) = zich richten op conscious = bewust convenience = gemak demand (to) = eisen destructive = destructief, verwoestend discard (to) = weggooien economical = goedkoop environmental = milieu impact = impact, krachtige invloed industry = industrie, bedrijfstak initiative = initiatief operator = (reis)organisator opt for (to) = kiezen voor ordinarily = gewoonlijk poor = slecht practice = praktijk, gebruik, gewoonte record = staat van dienst regarding = met betrekking tot regulation = wetten en regels rely on (to) = afhankelijk zijn van