Engels : Nederlands earth = aarde reach (to) = bereiken mountain = berg least = minst steep = steil height = hoogte fail (to) = mislukken quit (to) - quit - quit = opgeven forbid (to) - forbade - forbidden = verbieden spirit = geest protect (to) = beschermen cave = grot deep = diep scientist = wetenschapper species = soort ocean = oceaan creature = wezen depth = diepte be able to (to) - was /were - been = kunnen giant = reusachtig