Engels : Nederlands pain = irritant a real pain = echt irritant take = afpakken cheat = spieken anybody = iemand kick out = van school sturen in trouble = in de problemen pupil = leerling exclude = schorsen punishment = straf fighting = vechten prize = prijs discipline = discipline, orde / discipline / orde gran = oma plate = bord everything = alles said = zei stood = stond lines = strafregels copy = kopiÌÇren paste = plakken surprised = verbaasd speak = spreken, praten / spreken / praten hand in = inleveren, overhandigen / inleveren / overhandigen strip cartoon = stripverhaal original = origineel remember = zich herinneren ate = at eat = eten got = kreeg get = krijgen stand = staan wrote = schreef write = schrijven