Engels : Nederlands wet = nat danger = gevaar keep out = wegblijven climb = klimmen nor = ook niet middle = midden nowhere = nergens weather forecast = weerbericht sunshine = zonneschijn shower = regenbui thunderstorm = onweersbui lightning = bliksem sausage = worstje drier = droger dry = droog thunder = onweer, donder / onweer / donder kneel = knielen mud = modder supper = avondeten complain = klagen line of tanks = rij tanks hill = heuvel military manoeuvre = militaire oefening in time = op tijd rise = opkomen spent = gaf uit spend = uitgeven heard = hoorde hear = horen saw = zag see = zien told = vertelde tell = vertellen