Engels : Nederlands have a swim = zwemmen, baantjes trekken / zwemmen / baantjes trekken swam = zwom be impressed = onder de indruk zijn pool = zwembad exercise = lichaamsbeweging at break = in de pauze accident = ongeluk round the corner = de hoek om fast = snel hit = raakte crash = botsing injured = gewond knocked = stootte damage = schade mountain bike = mountainbike bone = bot break = breken straight away = meteen broke = brak hurt = raakte gewond aan conscious = bij bewustzijn live = leven die = sterven, doodgaan / sterven / doodgaan