Engels : Nederlands crime = misdaad mugging = beroving murder = moord hooliganism = vandalisme caught = pakten op, vingen / pakten op / vingen pickpocket = zakkenroller shoplifting = winkeldiefstal ID = legitimatie, legitimatiebewijs / legitimatie / legitimatiebewijs private investigator = priv̩detective store detective = winkeldetective shopkeeper = winkelier closed circuit television (CCTV) = beveiligingscamera customer = klant shoplifter = winkeldief drop = laten vallen razor blade = scheermesje offence = overtreding report = aangeven bij warning = waarschuwing local = plaatselijk gang = bende jacket = jasje against = tegen law = wet accuse = beschuldigen, de schuld geven / beschuldigen / de schuld geven