Engels : Nederlands familiar = bekend a few = een paar a little = een beetje spare time = vrije tijd to know about = op de hoogte zijn van enough = genoeg gang = jongens to be for it = er vÌ_Ì_r zijn artist = artiest, kunstenaar / artiest / kunstenaar winner = winnaar to add = toevoegen to clean off = eraf halen, schoonmaken / eraf halen / schoonmaken rude = grof mad = gek bike shed = fietsenstalling spot = plek massive = gigantisch, heel groot / gigantisch / heel groot allowed = toegestaan nowhere = nergens to suppose = aannemen, veronderstellen / aannemen / veronderstellen to solve = oplossen another = nog een, een ander / nog een / een ander to come up = naar boven komen imaginative = fantasierijk