Engels : Nederlands
to finish = afmaken
chocolate bar = chocoladereep
broke = blut
to join = lid worden
wildlife = natuur
twice = twee keer
local = plaatselijk
member = lid
to watch = kijken naar
to count = tellen
bird‰Ûªs nest = vogelnest
rare = zeldzaam
to steal = stelen
stole = stal, stalen / stal / stalen
stolen = gestolen
baby bird = jonge vogel
freezing = ijzig
ice = ijs
to save = sparen
brand new = gloednieuw
to ride = rijden
rode = reed, reden / reed / reden
ridden = gereden
private = priv̩, particulier / priv̩ / particulier
land = land
track = pad
nature reserve = natuurgebied
should = zou moeten, zouden moeten / zou moeten / zouden moeten
definitely = absoluut
tonight = vanavond
comic = stripboek
badger = das
poacher = stroper
quad bike = quad