to pack toilet paper to rely on
checklist to check kettle
saucepan plastic knives
knife fork spoon
ground sheet to rain to lend
lent hot water bottle bus stop
so far walking boots
tight wet fault
flag sign danger
vertrouwen op wc-papier inpakken
ketel controleren checklist
messen plastic steelpan
lepel vork mes
lenen regenen grondzeil
bushalte kruik leende, leenden / leende / leenden / geleend
wandelschoenen ver dus
schuld nat strak
gevaar bord vlag
camper in sight to vote
to climb to put up put up
walking crazy camping
rainstorm the weather stove
mug waterproof pillow
to get off got off soaking
fake adventure
stemmen in zicht, te zien / in zicht / te zien kampeerder
zette op, zetten op / zette op / zetten op / opgezet opzetten klimmen
kamperen waanzinnig lopen
kookstelletje het weer stortbui
kussen waterdicht mok, beker / mok / beker
doorweekt stapte uit, stapten uit / stapte uit / stapten uit / uitgestapt uitstappen
avontuur nep, vals / nep / vals