Engels : Nederlands
sick = misselijk
today = vandaag
new boy = brugklasser
Shut up! = Hou je kop!
to be sick = overgeven
to come out = naar buiten komen
Oh dear! = Lieve help!
to be not well = zich niet lekker voelen
nervous = zenuwachtig/nerveus
other = andere
all = allemaal
nasty = akelig
people = mensen
form teacher = mentor
naughty = ondeugend
silly = dom
cupboard = kast
classroom = lokaal
to stop = laten ophouden
to remember = zich herinneren
loo = toilet/wc
to call somebody names = iemand uitschelden
horrid = vreselijk