Engels : Nederlands to feel = voelen felt = voelden scared = bang excited = opgewonden to witness = getuige zijn van/zien absolutely = absoluut to say = zeggen said = zeiden thick = dik tail = staart to note down = opschrijven mate = vriend/maat to be sure = zeker zijn van panther = panter puma = poema leopard = luipaard spot = vlek moon = maan perhaps = misschien pointed = puntig to run away = wegrennen ran away = rende weg tired of = genoeg van easy = rustig clever = bijdehand/slim to care about = geven om feelings = gevoelens for example = bijvoorbeeld to leave out = er buiten laten left out = liet er buiten strange = vreemd interested = geÌønteresseerd unfair = oneerlijk in person = in eigen persoon to escape = ontsnappen zoo = dierentuin escaped = ontsnapt