te doen hebben met, medelijden hebben met / te doen hebben met / medelijden hebben met
|
computerspelletje
|
vervelend, irritant / vervelend / irritant
|
wist, wisten / wist / wisten
|
weten
|
winkelmedewerker
|
Kerstmis
|
eidelijk, ten slotte / eidelijk / ten slotte
|
plank, schap / plank / schap
|
posten, versturen / posten / versturen
|
koos, kozen / koos / kozen
|
kiezen
|
gaan scheiden
|
sinds
|
familielid
|
eerste kerstdag
|
vieren
|
kerstavond
|
toch
|
stapel, berg / stapel / berg
|
kalkoen
|
eenoudergezin
|
normaal
|
uit elkaar gaan
|
naar de zin maken
|
lastig
|
gewoon, alledaags / gewoon / alledaags
|
stommerd
|
surfer
|
zeker
|
jaloers zijn op, benijden / jaloers zijn op / benijden
|
kerstliedje
|
geschikt, passend / geschikt / passend
|
|
|
strandwacht
|