Engels : Nederlands
tiny = heel klein
cottage = huisje
cute = leuk, schattig / leuk / schattig
finally = ten slotte, uiteindelijk / ten slotte / uiteindelijk
reply = antwoord
possibly = mogelijk
by yourself = alleen
recently = onlangs
to bring up = ter sprake brengen
subject = onderwerp
front door = voordeur
to realize = zich realiseren
memory = herinnering
moonlight = maanlicht
happiness = geluk
gorgeous = fantastisch, prachtig / fantastisch / prachtig
heart attack = hartaanval
to let in = binnenlaten
lead role = hoofdrol
absent = absent, afwezig / absent / afwezig
beginning = begin
excuse = excuus, smoes / excuuus / smoes
Drama classes = toneelles
idiot = idioot
to take notice of = notitie nemen van, letten op / notitie nemen van / letten op
frequently = regelmatig
impossible = onmogelijk
cruel = wreed, gemeen / wreed / gemeen
dreadful = vreselijk, afschuwelijk / vreselijk / afschuwelijk
awful = vreselijk
to creep up on somebody = iemand besluipen
crept = besloop, beslopen / besloop / beslopen
to disturb = storen