Engels : Nederlands in = thuis upstairs = boven supper = avondeten nature = natuur to study = studeren, leren / studeren / leren at the top of the stairs = boven aan de trap to print out = uitprinten watch = wachtdienst magical = magisch creature = schepsel, wezen / schepsel / wezen mysterious = mysterieus, geheimzinnig / mysterieus / geheimzinnig sky = lucht, hemel / lucht / hemel bank = oever home = woonplaats good value = waar voor je geld to last = duren less = minder by = bij pm = namiddag along = langs side = rand, zijkant / rand / zijkant low = laag stone = van steen member = lid curious = nieuwsgierig silent = stilletjes torch = zaklamp eagle = adelaar