Engels : Nederlands arrangement = afspraak to take shape = gestalte krijgen rep (representative) = vertegenwoordiger to choose = kiezen chose = koos, kozen / koos / kozen chosen = gekozen venue = locatie, plaats / locatie / plaats function room = feestzaal bomb = vermogen, fortuin / vermogen / fortuin gym = gymnastieklokaal apparently = blijkbaar, kennelijk / blijkbaar / kennelijk ballroom = balzaal to take = bergen, plaats bieden aan / bergen / plaats bieden aan to decorate = versieren theme = thema DJ = dj, disk jockey / dj / disk jockey regular = regelmatig appearance = optreden to provide = zorgen voor, verschaffen / zorgen voor / verschaffen sound system = geluidsinstallatie although = hoewel live = live to list = een opsomming geven to rock = rockmuziek maken teenage = tiener business = het vak, het wereldje / het vak / het wereldje selection = selectie, assortiment / selectie / assortiment nibbles = hapjes punch drink = bowl juice = sap to deal with = regelen, zorgen voor / regelen / zorgen voor dealt = regelde, regelden / regelde / regelden / geregeld / zorgde voor, zorgden voor / zorgde voor / zorgden voor / gezorgd voor fancy dress = gekostumeerd to depend = afhangen van beast = beest marshmallow = spekkie strawberry = aardbei daze = verdoving Dutch courage = dronkemansmoed catering = catering fountain = fontein invisible = onzichtbaar