Engels : Nederlands to revise = studeren heat wave = hittegolf picnic = picknick typical = typerend honey = schatje to cool = kalmeren, bedaren / kalmeren / bedaren GCSE = einddiploma, eindexamen / einddiploma / eindexamen grade / mark = cijfer roll = broodje to row = roeien to concentrate = zich concentreren to sunbathe = zonnebaden, zonnen / zonnebaden / zonnen to take into account = rekening houden met course = vak Science = NLT RS (Religious Studies) = godsdienst, levensbeschouwing / godsdienst / levensbeschouwing PE (Physical Education) ) = LO (lichamelijke opvoeding) / lichamelijke opvoeding Geography = aardrijkskunde foreign languages = vreemde talen / moderne vreemde talen hairdressing = haarverzorging head start = voorsprong to race = een wedstrijd houden opposite bank = overkant stomach = maag, buik / maag / buik cramps = krampen to take = aannemen inevitably = onvermijdelijk grape = druif mouse = muis towel = handdoek shade = schaduw breeze = briesje sports physio = sportfysiotherapeut boredom = verveling T-D-ous (/ tedious) = saai, vervelend / saai / vervelend