Engels : Nederlands disastrous = rampzalig overnight = vannacht, tijdens de nacht / vannacht / tijdens de nacht to suit = geschikt zijn voor to cover = bedekken mistake = vergissing, fout / vergissing / fout to test = overhoren to fool around = aanlummelen, dollen / aanlummelen / dollen results = uitslagen to predict = voorspellen grades A-F = rapport- of toetscijfers personal tutor = mentor so-called = zogenaamd to weigh = wegen tear = traan practically = praktisch, bijna / praktisch / bijna to be on someone's back = iemand op de huid zitten no wonder = geen wonder in peace = met rust zero = geen energy = energie unfinished = onafgemaakt to end = eindigen, aflopen / eindigen / aflopen to pop in = langskomen to turn up = komen opdagen promising = veelbelovend musician = musicus emotional = emotioneel, geestelijk / emotioneel / geestelijk exhausted = uitgeput to keep on about / to go on about = zeuren over / doorzeuren over stick insect = wandelende tak potential = mogelijkheden to be anorexic = lijden aan anorexia adult = volwassene dead = dood to get a grip = de zaken onder controle krijgen redhead = roodharige freckles = sproeten splitting headache = knallende hoofdpijn counsellor = consulent, adviseur scholarship = studiebeurs