Engels : Nederlands human = menselijk mind = geest true = waar truth = waarheid to believe = geloven to lie = liegen lie = leugen liar = leugenaar clear = duidelijk to promise = beloven promise = belofte stupid = stom mad/crazy = gek to remember = zich herinneren secret = geheim to refuse = weigeren brain/brains = hersens/hersenen to wonder = zich afvragen to invent = uitvinden to hestitate = aarzelen to persuade = overreden/overhalen to dare = durven to advise = adviseren/aanraden advice = advies/raad wise = wijs/verstandig to apologise = zich verschuldigen apology = verontschuldiging