Engels : Nederlands to elect = kiezen election = verkiezing general = algemeen to vote = stemmen vote = stem EU = EU European Union = Europese Unie the press = de pers majority = meerderheid minority = minderheid policy = beleid to recognise = erkennen issue = vraagstuk/kwestie ally = bondgenoot citizen = (staats)burger civilisation = beschaving civilised = beschaafd refugee = vluchteling to flee = vluchten charity = liefdadigheid (town) council = (gemeente)raad to provide = zorgen voor to provide with = voorzien van mankind = de mensheid to oppose = zich verzetten tegen to abolish = afschaffen to dedicate to = wijden aan to settle = zich vestigen circumstance = omstandigheid