Engels : Nederlands to pay attention = opletten to explain = uitleggen explanation = uitleg noise = lawaai to disturb = storen knowledge = kennis discipline = orde strict = streng caretaker = concierge native language = moedertaal foreign = buitenlands foreign language = vreemde taal foreigner = buitenlander few = weinig some/a few = enkele/een paar to choose = kiezen choice = keuze desk = bureau/schrijftafel to answer/to reply = antwoorden answer/reply = antwoord stupid = stom to refer to = verwijzen naar memory = geheugen to mean = betekenen meaning = betekenis to whisper = fluisteren progress = vorderingen apart from = afgezien van to account for = een verklaring geven voor rapid/fast = snel nickname = bijnaam