Engels : Nederlands
obedient = gehoorzaam
obedience = gehoorzaamheid
to disobey = niet gehoorzamen
disobedient = ongehoorzaam
impudent / insolent = brutaal
to flatter = vleien
tendency = neiging
conduct = gedrag
to justify = rechtvaardigen
deliberately = opzettelijk
to scold = een standje geven
to tend to = de neiging hebben te
at ease = op zijn gemak
obstinate / stubborn = koppig
similar = gelijk/gelijkend
to provoke = uitlokken
wicked = gemeen/slecht
appropriate = passend/geschikt
to deceive = bedriegen
diligence = ijver
for the sake of = omwille van
industrious = ijverig
to obtain = krijgen
consequence = gevolg
consequently = als gevolg daarvan/daarom
intruder = indringer