Engels : Nederlands complexion = gelaatskleur vigour = kracht/energie vigorous = sterk/energiek to ache = pijn doen feeble = zwak to decline = achteruitgaan to crush = verpletteren to caress = strelen to stagger = wankelen to twist = draaien to jerk = rukken to glance = even kijken to doze = dutten to fling = gooien/smijten to dodge = ontwijken to suffocate = stikken to frown = het voorhoofd fronzen to stir = grijpen / zich bewegen / roeren to cast = werpen exhaustion = uitputting inexhaustible = onuitputtelijk senseless = bewusteloos to toil = zwoegen to limp = hinken to soak/to drench = doorweken weary / fatigued = vermoeid