Engels : Nederlands to deprive of = beroven van deprivations = ontberingen to retreat = zich terugtrekken assault = aanval foe = vijand blast = explosie bold = (stout)moedig cowardice = lafheid to submit to = zich onderwerpen aan futile = zinloos to destine = (voor)bestemmen tantamount to = gelijk aan to repel = afslaan victor = overwinnaar insurrection = opstand to embark = zich inschepen embarkation = inscheping to embark on = beginnen aan to disembark = ontschepen doomed = gedoemd doom = ondergang to charge = aanvallen to retaliate = wraak nemen to besiege = belegeren siege = belegering vanguard = voorhoede rear = achterhoede atrocity = gruweldaad to impoverish = arm maken invincible = onoverwinnelijk