Engels : Nederlands preoccupied = in beslag genomen/verdiept preoccupation = bezigheid prone = geneigd uncompromising = star/onbuigzaam to reflect = nadenken prodigy = wonderkind to be ignorant about = niets weten van ignorance = onwetendheid to err = zich vergissen erroneous = onjuist vehement = heftig to assent to = instemmen met to conceive = bedenken conceivable = denkbaar misconception = misvatting inconsolable = ontroostbaar to subscribe to = onderschrijven to aspire = streven naar aspiration = streven/aspiratie pious = vroom piety = eerbied/vroomheid concern = zaak acknowledgement = erkenning to convert to = zich bekeren tot conversion = bekering convert = bekeerling to feign = voorwenden/doen alsof folly = dwaasheid deceit = bedrog distress = verdriet/ellende