Engels : Nederlands maze = doolhof to scatter = verspreiden to spot = ontdekken to assimilate (into) = zich aanpassen (aan) assimilation (into) = aanpassing (aan) knight = ridder to restore = teruggeven restoration = teruggave to consume = verbruiken provided/providing = mits/op voorwaarde dat regional = regionaal to linger = achterblijven/treuzelen to advance = voorschieten Ascenscion Day = Hemelvaartsdag regardless of / irrespective of = ongeacht to annihilate = vernietigen curse = vloek to urge = aansporen to erect = oprichten barren = onvruchtbaar to dwell = wonen to subsist on = bestaan van subsistence = bestaan vapour = damp/waterdamp adverse = ongunstig notwithstanding = ondanks to rage = woeden/tekeergaan