Engels : Nederlands mind = geest to mind = erg vinden / passen op / zich bemoeien met clever/bright/smart = knap to assume = aannemen to imagine = zich voorstellen image = beeld imagination = fantasie to take great pains = veel moeite doen imaginary/fictional = denkbeeldig/verzonnen to ignore = negeren common sense = gezond verstand conscious of/aware of = zich bewust van awareness = besef to solve = oplossen solution = oplossing conscience = geweten respect = opzicht to occur to = opkomen bij lunatic/madman = gek lunacy = waanzin to console/to comfort = troosten consolation/comfort = troost to remind (of) = herinneren (aan) to cheat = bedriegen / vals spelen