Engels : Nederlands to worry = zich zorgen maken worried/concerned = bezorgd worry/concern = bezorgheid/zorg grateful = dankbaar gratitude = dankbaarheid indignant = veronwaardigd indignation = verontwaardiging fuss = drukte tense = gespannen tension = spanning to envy = benijden jealous/envy = jaloezie/afgunst to confide = toevertrouwen confidence = vertrouwen confidential = vertrouwelijk confident = vol vetrouwen (in)sincere = (on)oprecht sincerity = oprechtheid affection = genegenheid to adore = erg veel houden van to appreciate = waarderen appreciation = waardering embarrassment = verlegenheid embarrassing = pijnllijk strain = spanning/stress jealous of/envious (of) = jaloers zijn (op) tto embarrass = in verlegenheid brengen tie/bond = band