Engels : Nederlands to inhabit = bewonen uninhabited = onbewoond to pollute = vervuilen pollution = vervuiling environment / environmental = milieu to endanger = in gevaar brengen endangered species = bedreigde diersoort forest = woud enormous; huge; vast = enorm summit = top to cover = bedekken view = uitzicht (in)visible = (on)zichtbaar steep = steil slope = helling edge = rand landmark = baken ; herkenningspunt mountain range = bergketen track = spoor ; pad cave = grot beyond = achter ; voorbij earthquake = aardbeving disaster; calamity = ramp disastrous = rampzalig to erupt = uitbarsten desert = woenstijn to get lost = verdwalen