Engels : Nederlands to elect = kiezen election = verkiezing constitution = grondwet constitutional = grondwettelijk according to = volgens opinion poll = opiniepeiling poll = peiling to go to the polls = gaan stemmen electorate = electoraat/kiesgerechtigden civil servant = ambtenaar the civil service = overheidsdienst empire = keizerrijk/rijk emperor = keizer empress = keizerin to join = lid worden van constituency = kiesdistrice constituent = kiezer subject = onderdaan/burger to rule/to reign = heersen; regeren ruler = heerser to abuse = misbruiken abuse = misbruik people = volk to be in charge = de leiding hebben to be in charge of = de leiding hebben over prominent = vooraanstaand/prominent towncouncil/council = gemeenteraad