Engels : Nederlands civil war = burgeroorlog civilian = burger to enlist = in dienst gaan to destroy = vernietigen destruction = vernietinging destructive = verwoestend / vernietigend truce / armistice = wapenstilstand cease-fire / ceasefire / cease fire = staakt-het-vuren submarine = onderzeeboot missile = raket to launch = lanceren to arm = bewapenen weapons / arms = wapens armament = bewapening enemy = vijand to surrender = zich overgeven to disarm = ontwapenen rifle = geweer bullet = kogel shell = granaat to aim = richten aim / target = doel / doelwit to liberate = bevrijden liberation = bevrijding liberty = vrijheid statue = standbeeld air raid = luchtaanval deserted = verlaten casualty = slachtoffer