Engels : Nederlands verbal = verbaal / met woorden gesture = gebaar to propose / to suggest = voorstellen proposal / suggestion = voorstel proposition = voorstel / zakelijk voorstel to reject = verwerpen item = punt / agendapunt to imply = betekenen / inhouden / laten doorschemeren (un)intelligible = (on)begrijpelijk to focus = richten / concenteren focus = middelpunt to notice = merken noticeable = merkbaar rumour = gerucht spokesman = woordvoerder to comment = commentaar geven comment = commentaar questionnaire = vragenlijst survey = enquĂȘte / onderzoek at random = willekeurig to complete = voltooien to emerge / to appear = blijken to overhear = toevallig horen topic / subject = onderwerp it doesn't make sense = het is onbegrijpelijk meaning / sense = betekenis