Engels : Nederlands to educate = opleiden education = opleiding/onderwijs nursery school/kindergarten = kleuterschool primary school = basisschool secondary school = middelbare school comprehensive school = scholengemeenschap grammar school = gymnasium boarding school = kostschool subject = vak innovate = vernieuwen innovation = vernieuwing innovative = vernieuwend to graduate = afstuderen graduate = afgestudeerde scholarschip = studiebeurs to enable = in staat stellen boring/dull/tedious = saai to be bored = zich vervelen to skip = overslaan term = trimester/periode mark/grade = cijfer to pass = slagen voor to fail = zakken voor pass/pass mark = voldoende fail/fail mark = onvoldoende mathematics/maths = wiskunde unless = tenzij average = gemiddeld actually = eigenlijk diary = agenda/dagboek