Engels : Nederlands certificate = diploma knowledge = kennis superficial = oppervlakkig gymnasium/gym = sportzaal/gymzaal level = niveau to neglect = verwaarlozen nickname = bijnaam angle = hoek oral = mondeling to compare = vergelijken comparison = vergelijking illiterate = analfabeet illiteracy = analfabetisme to praise = prijzen vocabulary = woordenschat advanced = gevorderd to intend = van plan zijn to satisfy = tevredenstellen satisfaction = tevredenheid/voldoening (un)satisfactory = (on)bevredigend progress = vorderingen/vooruitgang rapid = snel course = cursus extract = uittreksel grant = studietoelage to oblige = verplichten obligation = verplichting obligatory/compulsory = verplicht to remain = blijven