Engels : Nederlands spectator = toeschouwer to cancel/to call off = afgelasten to deserve = verdienen to beat / to defeat = verslaan defeat = nederlaag win/victory = overwinning draw = gelijkspel to replace = vervangen to support = steunen to promote = bevorderen pitch = veld artificial = kunstmatig to go in for = doen aan exhausted/worn out = uitgeput to exchange = ruilen/uitwisselen to challenge = uitdagen challenge = uitdaging in succession = achterelkaar event = gebeurtenis / nummer to lag behind = achterblijven to cheer = (toe)juichen rule = (spel)regel referee = scheidsrechter abusive language/foul language = scheldwoorden to swear at = uitschelden to intervene = tussenbeide komen