Engels : Nederlands bill = wetsontwerp to pass = aannemen (van wet) debate = debat aim/purpose = doel act = wet to declare = verklaren declaration = verklaring to vote = stemmen vote = stem majority = meerderheid minority = minderheid to restrict/to limit = beperken restriction = beperking margin = marge to be in charge (of) = de leiding hebben (over) ally = bondgenoot alliance = bondgenootschap nuclear = kern-/atoom feasible = uitvoerbaar to accompany = vergezellen (il)legitimate = (on)wettig exile = ballingschap provisional = voorlopig to recognise = herkennen / erkennnen (town)council = gemeenteraad mayor = burgemeester independence = onafhankelijkheid independent = onafhankelijk to hush up = in de doofpot stoppen to condemn = veroordelen common = gemeenschappelijk issue = vraagstuk/kwestie