(to) lie - lay - lain (to) mow- mowed - mown (to) pay - paid - paid
ride - rode - ridden

to ride - rode - ridden

rise - rose - risen

to rise - rose - risen

(to) sell - sold - sold
(to) shake - shook - shaken shall - should / will - would shine - shone - shone

to shine - shone - shone

(to) shoot - shot - shot (to) shrink - shrank - shrunk (to) shut - shut - shut
(to) sing - sang - sung (to) sleep - slept - slept (to) spell - spelt - spelt
spend - spent - spent

to spend - spent - spent

spin - spun - spun

to spin - spun - spun

(to) spit - spat - spat
(to) split - split - split spread - spread - spread

to spread - spread - spread

stick - stuck - stuck

to stick - stuck - stuck

sting - stung - stung

to sting - stung - stung

swear - swore - sworn

to swear - swore - sworn

(to) sweep - swept - swept
(to) swim - swam - swum swing - swung - swung

to swing - swung - swung

(to) teach - taught - taught
betalen maaien liggen
verkopen opstaan;opgaan (zon)

opstaan;opgaan (zon)

rijden (paard,fiets)

rijden (paard,fiets)

schijnen (zon)

schijnen (zon)

zullen schudden
sluiten krimpen;terugdeinzen schieten
spellen slapen zingen
spuwen ronddraaien; spinnen

ronddraaien; spinnen

uitgeven; doorbrengen

uitgeven; doorbrengen

steken; plakken ; kleven

steken; plakken ; kleven

(zich) spreiden

(zich) spreiden

splijten
vegen zweren; vloeken

zweren; vloeken

steken; prikken

steken; prikken

onderwijzen zwaaien; schommelen

zwaaien; schommelen

zwemmen
(to) tear - tore - torn understand - understood - understood

to understand - understood - understood

(a)wake - (a)woke - (a)woken

to (a)wake - (a)woke - (a)woken

(to) weep - wept - wept (to) win - won - won (to) wind - wound - wound
wekken; wakker worden

wekken; wakker worden

begrijpen; verstaan

begrijpen; verstaan

scheuren
(op)winden winnen huilen