Engels : Nederlands to tamper with = knoeien aan engaging = innemend/aardig smug/complacent = zelfvoldaan to meddle in = zich bemoeien met to question = in twijfel trekken breach = breuk to scold = een standje geven rash = overhaast to forsake = in de steek laten unruly = lastig/onhandelbaar mob = menigte to grumble = mopperen to assert = laten gelden hush = stilte to pay homage/tribute to = eer betonen aan deceptive = bedrieglijk deception = bedrog to seek help = hulp zoeken content/contented = tevreden discontented = ontevreden to preach = verkondigen/prediken properly = goed/zoals het hoort improper = onjuist to alienate = vervreemden alienation = vervreemding